Wanneer je als een ruitenwisser de vliegenhengel van voor naar achter en weer terug beweegt, dan zul je zien dat een groot gedeelte van de vliegenlijn op het water in elkaar dondert, de lijn strekt zich absoluut niet. Bij het werpen met de vliegenhengel gaat het er om met de hengel een langzaam versnellende beweging te maken, die gevolgd wordt door een plotselinge stop. Méér is er voor het werpen van een lijn niet nodig, geen slaan met de hengel, geen krachtexplosies. Een versnelling en een plotselinge stop geven voldoende snelheid aan de vliegenlijn en leader om uit te rollen en de vlieg zachtjes op het water te laten landen.
De stopbeweging moet wel op het juiste ‘tijdstip’ uitgevoerd worden. Wanneer we bij de gewone overheadworp die stopbeweging op de stand 1 uur uitvoeren, dan gaat de lijn achter ons hoog de lucht in. De lijn volgt de richting van de top van de vliegenhengel. Maken we die stop bij de stand 2 of zelfs 3 uur, dan hangt de kunstvlieg binnen de korte keren vast in de struiken of het gras achter ons. Stoppen nog voor de stand 1 uur achter ons heeft alleen zin wanneer we de vlieg en vliegenlijn boven enkele hoge struiken moeten zien te houden.
Wanneer we bij de voorwaartse worp onze stopbeweging rond de stand 11 uur plaatsen, dan rolt de vliegenlijn mooi uit boven het wateroppervlak en landen vliegenlijn en kunstvlieg zachtjes op het water. Veel mensen hebben de neiging om te laag te mikken, wat er alleen maar in resulteert dat de vliegenlijn hard in het water kletst. En eenmaal verjaagde vis is zeer moeilijk te vangen! Wanneer je de stopbeweging te vroeg maakt, nog voor de stand 11 uur, dan rolt de vliegenlijn uit naar een punt hoog in de lucht, om vervolgens weer terug te komen zeilen. De lijn ligt nu niet gestrekt op het water, maar in een groot aantal bochten en slingers.